'Dankzij het festival en steun van het Letterenfonds verschijnt diepdiepblauw in Oostenrijk'

17 oktober 2024

Afgelopen zomer bezocht auteur Nikki Dekker (diepdiepblauw 2022, Graafdier 2024) op uitnodiging van Literaturhaus Schleswig-Holstein The European Festival of the First Novel in Kiel: een festival gericht op debutanten, waar zij samen met hun uitgevers buitenlandse uitgevers, auteurs en vertalers kunnen ontmoeten. Dekker ontving voor deze reis een beurs van het Letterenfonds en deed voor ons verslag. "Bijna alle boeken waar ik dit weekend over heb gehoord, zou ik willen lezen."

Foto: Keke Keukelaar

Ik ben één keer eerder in Kiel geweest, alweer een decennium geleden, om een studievriendin te bezoeken. Destijds trokken we dikke maillots aan onder onze broeken en fietsten zo snel mogelijk van de ene verwarmde locatie naar de andere: het was februari en vroor 18 graden. Nu, in dezelfde trein die Noord-Duitsland, is het een ander verhaal: de zon schijnt en alles staat in bloei — wat nog maar eens wordt bevestigd wanneer ik aankom bij het Literaturhaus Schleswig-Holstein, dat middenin de botanische tuin ligt.

Die donderdagavond trapt het festival groots af met lezingen van elke deelnemer, zowel in de oorspronkelijke taal als in vertaling. Het is een lange zit, maar wel fijn om op die manier iedereen te leren kennen. In het publiek bevinden zich geïnteresseerde lezers en taalstudenten. De student die mij in het Nederlands aanspreekt, schakelt moeiteloos over naar het Noors wanneer Andrea Brun erbij komt staan, en blijkt eveneens Italiaans te spreken.

Duitse literaire avonden blijken vooral uit voorlezen te bestaan: het schijnt niet vreemd te zijn wanneer een auteur drie kwartier lang voorleest. Wat ze hier ook anders doen, is dat de vertaling niet door de vertaler of presentator wordt voorgelezen, maar door een acteur die met zoveel energie en toewijding voordraagt, dat ik bijna aan mijn eigen performance ga twijfelen. Maar dat lijkt gelukkig mee te vallen: de Duitsers luisteren geconcentreerd, en doen een moedige poging iets van het Nederlands te verstaan.

Op vrijdag beginnen de officiële ‘presentaties’, waarin auteur, redacteur en boek worden voorgesteld aan de groep. De presentaties zijn niet zo formeel als ze klinken — sterker nog, aan het einde van de rit vind ik ze het hoogtepunt van het hele weekend. We luisteren steeds een uur lang naar twee auteurs en hun redacteuren, die worden geïnterviewd door de presentatoren, die verdacht goed op de hoogte zijn voor mensen die de taal van het boek niet machtig zijn.

‘I have my connections,’ zegt de Italiaans-Duitse Francesca Bravi, wanneer ik haar ernaar vraag.

Wanneer we een middag vrij hebben, vertrekken we met een klein groepje naar de kade waar een zogenaamde Badestelle is opgebouwd: een fort van blauwe kussens dat de zwemmers beschermt tegen passerende cruiseschepen en plezierjachten. Daar duiken we de Oostzee in. Het water is koud genoeg om ons na al het luisteren weer wakker te schudden. Onder water zie ik kwallen voorbij drijven, zeewier groeien, en schelpdieren rondkruipen. Net een echte zee — maar dan een die eruit ziet als een rivier die de stad doorkruist.

Omdat het een half uur lopen is van onze verblijfplaats naar het Schleswig-Holsteinhuis, zijn we elke dag stukken aan het wandelen, en raakt iedereen wel een keer met elkaar in gesprek. We hebben het over volgend werk en boeken die we graag lezen, maar ook over moestuinen, Billie Eilish, en wat zo verder nog ter tafel komt. Intussen houd ik m’n ogen op het water gericht, waar ik inderdaad, op zaterdagochtend, een mooie middelste zaagbek zie.

Die middag worden we van onze redacteuren afgezonderd; zij gaan binnenskamers de uitdagingen van het uitgeefvak bespreken, terwijl wij in de botanische tuin praten over de kwesties waar we zelf mee zitten, vragen die uiteenlopen van “hoe onderhandel je met je redacteur” tot“ hoe persoonlijk ben je op sociale media, is er een scheiding tussen jou als schrijver en jou als persoon”. Een land als Slovenië verschilt behoorlijk van Nederland, maar Instagram gebruiken we allemaal.

Er is een afscheidsfeestje met band georganiseerd, maar zoals bij ieder goed feest staan de meesten buiten met elkaar te praten. We kunnen niet geloven dat het alweer voorbij is, en zijn, op een gekke manier, aan elkaar gehecht geraakt. Als we in het donker teruglopen naar ons hotel, horen we de bosuil krijsen vanuit het donkere stadsbos.

Bijna alle boeken waar ik dit weekend over heb gehoord, zou ik willen lezen. Het schrijnende verhaal van een slachthuis-dierenarts door Elli Valtonen (Finland), de landelijke roman van Pia Prezelj (Slovenië), of het psychologische drama over de jacht in Noorse bergen van Andrea Brun. Ik hoop nog altijd dat een Nederlandse uitgever deze schrijvers aankoopt, zodat ik ze ook nog eens kan lezen.

Na zes jaar Duits op de middelbare school hoop ik dat het me lukt om, als ze tenminste niet vertaald worden, Cornelia Hülmbauer en Nora Schramm in originele versie te lezen. Ik ben er nog niet aan toegekomen, maar in de komende jaren zal ik mijn Duits toch een beetje moeten opkrikken, want ik heb net gehoord dat diepdiepblauw, dankzij dit festival, en de steun van het Letterenfonds, in 2026 bij het Oostenrijkse Residenz Verlag verschijnt. Ich kann es kaum erwarten.